De zelflerende stad

Al geruime tijd geleden muntte Peter Senge de term “de lerende organisatie”. Gewend als we waren aan lerende individuen was dat een revolutionaire conceptuele vernieuwing. Het wordt inmiddels tijd voor weer een sprong: de lerende stad komt eraan! Vierde orde vernieuwing gaat over inspelen op een zich ontvouwende toekomst, over leren leren. Nu zijn er overal kiemen te zien van groepjes en netwerken, die nieuwe werk- en levenswijzen uitproberen. Op tal van plaatsen proberen ook gemeenten en instellingen als organisatie gecoördineerd toe te werken naar een transformatie. Het wordt tijd dat al die bewegingen elkaar versterken en zo de bodem leggen voor een zelflerende stad. De gemeente kan daarin een belangrijke rol vervullen. Niet door zelf de regie te gaan voeren over dat leerproces, maar om de motoren voor leerprocessen in de stad te vinden en die tot leven te wekken.

Leren leren (zelfleren) is de enige manier om actief mee te doen met de transformatie, waarin we ons nu bevinden. Deze competentie van zelfsturing is vooral nodig bij mensen, die op cruciale knooppunten in de samenleving zitten, al begiftigd zijn met een brandend verlangen om zich in te zetten voor het grotere geheel en door anderen vertrouwd worden. Hier heten ze “kantelaars”, in Amerika worden ze “connectors” genoemd. Het zijn mensen, die vooral op “geven” zijn gericht in plaats van op nemen/vragen/eisen. Zij hebben niet alleen een goede verbinding met zichzelf, maar ook met anderen, ze zijn actief in de samenleving. Ze worden vertrouwd maar creëren ook zelf voortdurend vertrouwde relaties. Wat ligt er meer voor de hand dan juist deze mensen op te sporen en bijeen te brengen? Een gemeente die hierin investeert, bouwt aan een zelflerende stad.

Vele gemeenten zijn bezig te zoeken hoe zij de burgers kunnen stimuleren om zelf initiatieven te nemen, of nog mooier hoe de gemeente lopende burgerinitiatieven kan ondersteunen. Dat is allemaal nog vooral resultaatgericht. Uitdagender wordt het als het niet alleen gaat om het realiseren van initiatieven maar ook om daar iets van te leren over de nieuwe verhoudingen tussen burgers en overheid. Dat impliceert dat de kern van alle activiteiten en het leren daarvan in de vorm van actieleren moet plaatsvinden: 1) voor maatschappelijke vragen nieuwe aanpakken bedenken én uitproberen 2) methodische reflectie op de eigen werkwijze en vooronderstellingen 3) benutten van de opgedane kennis elders.

Actieleren garandeert dat het niet alleen maar bij doen blijft, maar dat er ook aan kenniscreatie wordt gedaan. Inschakeling van externe deskundigen vanuit universiteiten en hogescholen, expertmeetings, learning histories van strategische transformaties,  ronde-tafelgesprekken in de regio, actie-research-promotieprogramma’s zijn allemaal mogelijkheden om de ervaringen uit de praktijktransformaties te verdiepen en te onderbouwen met generaliseerbare kennis en methodische conceptuele innovatie. Dan wordt de lerende stad ook een zelflerende stad.

Een zelflerende stad vernieuwt door te doen (actieleren) en versterkt die vernieuwing door conceptuele onderbouwing (kenniscreatie). De vernieuwing krijgt ook een permanent karakter als tegelijk de competentie tot 4e orde ontwikkeling vergroot wordt bij sleutelfiguren in de stad. Dus het werken met kantelaars, connectors, gideonsbendes etc. kan de kwaliteit van langzaam leiderschap in de gemeenschap vergroten als er programma’s ontstaan om deze lokale initiatiefnemers gezamenlijk te trainen in reflectie en methodische interventie. Zo kan de competentie om 4e orde ontwikkeling op gang te brengen worden versterkt en bijdragen aan het ontstaan van een kritische massa.